De trilogie 'Terug naar Ashanti' gaat onder meer over de verwantschap die het hoofdpersonage Waka Nikomo heeft met al diegenen die afstammen van de vele miljoenen Afrikaanse slaven, die in de koloniale periode verhandeld werden. Deze verwantschap houdt helaas tevens in dat de nakomelingen van de Afrikaanse slaven te maken hebben met de afwezigheid van (persoonlijke) historische kennis, wat voor sommigen leidt tot een zekere 'leegte' en vraagstellingen die zich vooral afspelen op het existentiële vlak. 

De beschrijving van de koloniale geschiedenis is in het ideale geval, een objectieve reflectie van de waarheid. Eenzijdige beschrijvingen die bijvoorbeeld handelen over de grote economische voordelen die werden gerealiseerd of de machtsstrijd tussen de heersende mogendheden en het optreden van (militaire) uitvoerders, doen het belangrijkste aspect, het humanitaire aspect, ernstig tekort. Tevens zorgt dit ´tekort´ voor een gebrek aan belangrijke historische kennis wat met name ongunstig is voor de nazaten van de slaven.

Schrijver en historicus Stanley Elkins publiceerde in 1959 zijn boek Slavery: A problem in American institutional and intellectual life. Hierin stelde hij dat de Afrikanen hun oorspronkelijke identiteit en karakter verloren hadden en dat zij hierin totaal afhankelijk waren van het gedrag van hun meesters. Datgene wat hen karakteriseert (religie, cultuur, volksgeschiedenis en genealogie) moesten zij onder dwang van de koloniale machthebbers opgeven. Door machtsverhoudingen waren zij karakter en zelfbeschikking kwijt geraakt, hierbij werd de persoonlijke historie van de slaven nauwelijks gedocumenteerd en binnen het huidig onderwijsstelsel wordt de slavernijperiode en de mondiale gevolgen die deze periode heeft gehad, veel te summier behandeld. In het onderstaand citaat uit het eerste deel komt dit onder andere tot uiting:

 
De afstammelingen van de Afrikaanse slaven zijn na een gedwongen exodus opgegaan in de culturen en de gebruiken van hun overheersers. Zij zijn zichzelf ‘vergeten’. Hoe zij zich voelen en hoe zij denken is niet meer terug te leiden tot het karakter van de voorouders. Ver zijn zij verwijderd van de weg die naar deze leidt. De stemmen van de voorvaderen lijken neergeslagen en verstomd. Maar wie zijn ziel opent Waka..., die hoort het gefluister... Gefluister dat zal worden omgezet in de schreeuw om respect voor de voorouders en daarmee de erkenning van ons bestaan. (Citaat Mazra Basu "Terug naar Ashanti" deel 1" De terugkeer van de leeuw").
 
Bovenstaand citaat is een fragment uit een gesprek dat Waka Nikomo voert met zijn begeleider en spiritueel gids, lukuman Mazra Basu [ loekoeman] [basoe](helderziende), (briljant). Beiden bevinden zich op dat moment in Suriname, waarnaartoe Nikomo is afgereisd nadat hij in Nederland van een ander medium, Bonuman Babajide [bonoeman], een dringend advies heeft gekregen. Van beide mediums krijgt Nikomo het advies om op zoek te gaan naar de overblijfselen van het lichaam dat hij had in een vorig leven. Deze liggen begraven in Afrikakondre (Afrika), het continent waar zijn voorouders vandaan kwamen en waar hij heen moet met de opdracht om een eeuwenoude (wisi) [wiesie] vloek op te heffen, die is ontstaan door een ritueel dat uitgevoerd is met het lichaam dat hij had in dat vorige leven. Zijn persoonlijke opdracht houdt in dat hij het ritueel moet opheffen om uiteindelijk het geluk te kunnen vinden, dat belemmerd wordt door de vloek. Hiervoor moet hij ‘terugkeren´ naar het land van zijn voorouders.
 
Winti
 
Godsdienst en spiritualiteit spelen een zeer belangrijke rol in deze verhandeling. Met name de wintigodsdienst is leidend. De hoofdpersoon Waka Nikomo wordt in het verhaal bijgestaan door twee wintimeesters en een blanke christelijke priester die hij in Afrika ontmoet, broeder Samuel. Ook deze laatste, is een inzichtelijk mens, dat zich in de Afrikaanse godsdiensten heeft verdiept en deze respecteert. Deze geestelijke zal hem helpen bij het vervolmaken van zijn queeste. In het verhaal spelen de Kromanti en Mama Aisa als wintigoden een belangrijke rol. Mama Aisa is de antieke godheid wiens herkomst en ontwikkeling duizenden jaren terug gaat. Mama Aisa (Mama fu doti/moeder aarde) is de universele godin, een belangrijke godheid binnen de winti-gebruiken en de winti-cultuur. De Kromanti behoort toe aan het element lucht.
 
De bijlage die bij het verhaal is gevoegd, biedt de lezer de mogelijkheid om zich meer te verdiepen in deze goden en de wintigodsdienst. Ik adviseer om deze als eerste door te nemen, voordat men overgaat tot het lezen van het verhaal. Het verhaal begint met een wintisessie (zowel Nikomo als bonuman Basu verkeren in een trance), waarbij het zeer krachtige medium Mazra Basu als doorgeefluik fungeert voor de Kromantigoden die hem op dat moment in bezit hebben genomen. De inzichten van de Kromanti en Mama Aisa verkrijgt Nikomo via de wintimeesters die hun rituelen met de grootste zuiverheid uitvoeren, hetgeen blijkt uit het volgende citaat:
 
De waarheid behoort de mens voorzeker niet toe en blijft daarom onvervalst in haar puurheid. De dag dat zij zich van onder het immense puin van alle leugens en takru maniri (wangedrag) [takroe manierie] zal ontvouwen, als de kwetsbaarste bromki (bloem) [broomki], die dag zal komen, wie naamloos is zal niet verloren gaan. Wiens bloed slechts de naam draagt van diens onderdrukker en slavenmeester, zal zijn oorsprong en werkelijke naam kennen. De levenslange strijd voor respect is een strijd die uw gehele volk aangaat. U allen zijt niet alleen en uzelf bent dat ook nooit geweest. Van een witmang (blanke) zult u opnieuw hulp krijgen in Afrikakondre. Begeef u naar uw bestemming. Daar in het land van uw voorvaderen zult u uw zoektocht volbrengen. U heeft geliefden daar.
 
( Hoofdstuk 4 Kromantitongo/Connectie, citaat uit ´Terug naar Ashanti, De terugkeer van de leeuw´, *Kromantitongo is de taal van de Kromantigoden. Wanneer de bonuman [bonoemang] in bezit wordt genomen door de Kromanti, wordt in deze taal gesproken en deelt de Kromanti haar inzichten). 
 
De woorden die Nikomo tijdens zijn visioenen en tijdens zijn sessies met de wintimeesters van de Kromanti en Mama Aisa verneemt, hebben een poëtisch gehalte. De wintigoden drukken zich uit in poëtische bewoordingen. Dit verhaal wordt in verschillende schrijfstijlen weergegeven.
 
Regelmatig worden door de personages woorden gehanteerd uit het Sranan Tongo, de Surinaamse voertaal. Het is een gegeven dat veel Surinamers ook bepaalde woorden uit het Sranang Tongo hanteren wanneer zij in het Nederlands converseren, vooral jongeren, wat een specifiek taalgebruik oplevert dat ook in dit verhaal tot uiting komt. Om tot de juiste uitspraak te komen vermeld ik regelmatig tevens de fonetische spelling. Woorden uit het Sranan Tongo zijn gecursiveerd weergegeven en worden vermeld in de woordenlijst die bij elk deel is gevoegd.
 
Verder moet ik nog iets opmerken over de nakomelingen van de slaven in Suriname. De Creoolse bevolkingsgroep van Suriname bestaat hoofdzakelijk uit afstammelingen van de Ewe-Fon, Fante-Akan en de West-Bantu koninkrijken. In religieus opzicht hadden deze volkeren veel met elkaar gemeen. Men geloofde in een oppergod die men zag als de schepper van de mens en het universum. Onder deze oppergod was er sprake van een hiërarchische structuur die bestond uit hogere en lagere goden. Tevens geloofde men in de onsterfelijkheid van de menselijke ziel en de hiermee in verband staande vooroudercultus. Het zijn deze belangrijke aspecten die verschillende (Afrikaanse) godsdiensten met elkaar gemeen hebben en die in Suriname tot uiting komen in het wintigeloof. 
 
2. De gedwongen exodus
 
Alhoewel ik, als Nederlandse schrijver van Surinaamse afkomst, bekend ben met de excessen en de wreedheden die zich in de koloniale periode hebben voorgedaan, en dan heb ik het vooral over informatie die mondeling is doorgegeven van generatie op generatie, word ik toch regelmatig bevangen door gevoelens van onbegrip en droefenis. Met name het bestuderen van het visueel materiaal is erg confronterend en overtuigt mij van de noodzaak die er heerst op dit gebied, die vooral inhoudt dat historische gebeurtenissen tevens belicht dienen te worden vanuit de positie van de mensen die tot slaaf waren gemaakt en hun nakomelingen. Wat vooral verduidelijkt en benadrukt  dient te worden, is dat deze periode van slavernij een tijdperk betreft waarvan de lange termijn effecten nog voor een zeer lange tijd aanwezig zullen zijn, of liever gezegd, voor altijd. Deze periode van slavernij heeft, in vergelijking tot andere periodes waarin slavernij heeft plaatsgevonden, een grote impact gehad op de geschiedenis van de mensheid. Sommigen stellen dat slavernij altijd heeft plaats gevonden en proberen hiermee het feitelijke en wezenlijk leidende, te bagatelliseren. Men wil niet inzien hoe belangrijk een integere beschrijving van deze periode is.
 
De gemeenschap en met name de jeugd, hebben het recht om geïnformeerd te worden over een van de grootste veranderingen die hebben plaats gevonden binnen de werelddemografie  en de wereldeconomie. Het gaat hier om een zeer belangrijk aspect binnen de mondiale geschiedenis. De slavernij heeft op een immense schaal plaatsgevonden en er is geen andere periode waarin de tijdloze universele mensenrechten zo grovelijk en langdurig zijn geschonden als in de koloniale periode. Velen zijn van mening, dat alleen al daarom, het humanitaire aspect het belangrijkste onderdeel van het koloniale tijdperk behelst en niet het economische aspect en de rollen die de koloniale beleidsmakers en uitvoerders hierin vervulden. Vooral in de huidige tijd dienen wij ons dit te realiseren en dit op respectabele wijze te erkennen, door bijvoorbeeld de slachtoffers van het koloniale tijdperk en masse te herdenken en over hen te vertellen. 
 
Desondanks schiet het huidig onderwijs ernstig tekort, wanneer het aankomt op het op een gepaste wijze beschrijven van de periode, waarin een mondiale demografische herschikking heeft plaats gevonden. Er is geen volk dat zo verspreid is als het Afrikaanse volk en het recht op een zo volledig mogelijke kennis en de plicht om dit recht te respecteren is in absolute zin onmiskenbaar. Friedrich Nietzsche zei ooit: ‘Er bestaat een moraal van heersers en een moraal van slaven’. ‘De moraal en het verhaal’ van de koloniale overheersers is bekend. In het huidig onderwijs komt dit op een bepaalde manier tot uiting. Maar ‘de moraal en het verhaal van de slaven’ blijft opvallend genoeg, achterwege.
 
Nietzsches uitspraak wijst op een duidelijk en menselijk verschil in perceptie. Het streven naar een zo objectief mogelijke beschrijving van de menselijke geschiedenis is dus van een groot belang. Deze trilogie betreft weliswaar een fictieve verhandeling, maar toch wijst deze ook op de duistere zijde van het koloniale tijdperk die helaas nog steeds onvoldoende wordt belicht. Dit heeft onder andere ten gevolge gehad dat de afstammelingen van de Afrikaanse slaven hun (familiaire) geschiedenis vaak niet of nauwelijks kennen. Er is weinig dat herleidbaar is tot de voorouders en een gemeenschappelijke geschiedenis die duizenden jaren teruggaat. Het tot stand doen komen van historische werken, waarbij ook rekening wordt gehouden met het perspectief van de onderdrukte volkeren is een absolute noodzaak en dit geldt ook voor het schrijven van romans en novelles die over dit onderwerp gaan.
 
Er zijn diverse vuistboeken, historische naslagwerken, romans, novelles, lofdichten en liederen geschreven, die op een welhaast verheerlijkende  wijze (de "gouden" eeuw*) de rol van de kolonialen beschrijven, wat zijn duidelijke weerslag vindt in het onderwijs en het eenzijdige algemene beeld dat men nog steeds heeft van deze tijd. De gemeenschap en met name de jeugd dienen doordrongen te worden van het feit dat er gedurende zo’n 400 jaar sprake is geweest van een gedwongen exodus en dat er alleen al naar de Verenigde Staten en Brazilië, ruim 18 miljoen Afrikanen zijn verscheept in de ‘gouden’ tijden. De schoolgaande jeugd wordt over dit soort feiten nauwelijks geïnformeerd tijdens de geschiedenisles. Over andere belangrijke historische periodes wordt wel uitvoerig gesproken. De tweede wereldoorlog, wordt bijvoorbeeld uitgebreid en thematisch beschreven, wat uiteraard uiterst noodzakelijk is. Datgene wat dus belangrijk wordt gevonden om door te geven aan studenten en leerlingen, wordt uitvoerig besproken tijdens de lessen en is immer onderworpen aan uitgebreid onderzoek.  
 
Maar waarom worden bepaalde historische feiten nog altijd te summier beschreven en onderwezen? Hoe vond bijvoorbeeld het transport van de slaven plaats? Wat maakten zij mee onderweg?  Welke technieken hanteerden de kolonialen in de slavernijperiode? (Hoe bemachtigden zij bijvoorbeeld de slaven?). Van welk volk stammen de mensen af? In welk leefgebied was het dat de voorouders van de huidige nakomelingen van de slaven, hun vorming hadden? Waar leefden zij eerst gedurende duizenden jaren lang en wie is de profen (stamouder) van een bere (familie)? De behoefte naar deze kennis is sterker aanwezig dan ooit. Een mens dat kennis en inzicht wenst met betrekking tot zichzelf moet zijn historie kennen. Dit betreft een onmiskenbaar recht. Het recht op kennis en het inzichtelijke onderwijs dat hieraan verbonden zou moeten zijn. De taak die hier ligt is nog altijd niet tot op een acceptabele hoogte volbracht. Naast Stanley Elkins waren er ook historici zoals Du Bois die tijdens de tussenoorlogse periode over de slavernijgeschiedenis schreven. Het werk van deze historici werd echter niet serieus genomen en afgeschilderd als volkssprookjes en zwarte folklore. Meerdere werken van een aantal historici, die een belangrijke rol vervullen in de koloniale geschiedschrijving, zijn achter in het boek vermeld.
 
Verder wil ik graag in het bijzonder, de lezer wijzen op het werk van mijn oom wijlen dr. Jozef Prabudass Siwpersad. Hij was een historicus die aanzienlijke bijdrages heeft geleverd aan de koloniale geschiedschrijving. Tijdens zijn carrière heeft hij de boeken “de Nederlandse regering en de afschaffing van de Surinaamse slavernij 1833-1863 (dissertatie)” en het boek “Gij zijt blank en wij zijn zwart” tot stand gebracht. De studies die hij heeft verricht waren zeer uitgebreid en gedetailleerd. Zijn boeken zijn doorwrocht en tevens hierdoor meer dan leeswaardig. Van zijn studies heb ik voor het schrijven van het eerste deel geen gebruik gemaakt. Zijn werk heeft echter wel mijn inzichten met betrekking tot  deze materie aanzienlijk vergroot.
 
Deze novellereeks draag ik op aan diegenen die de vele ontberingen die de slavernijperiode kenmerkt, hebben moeten doorstaan, alsmede aan hun nakomelingen wiens levensgeschiedenis voorgoed een andere wending zou krijgen. Tevens draag ik dit boek op aan de nakomelingen van de kolonisatoren. Moge kennis en een integere beschrijving van de menselijke historie bijdragen aan de onderlinge harmonie die dient te ontstaan en het streven naar gemeenschappelijk geluk. In persoonlijke zin draag ik dit werk tevens op aan mijn zoon Arjuna Ajodhiapersad Siwpersad. Mijn moeder wijlen Aisa Siwpersad Kasimbeg. Mijn vader wijlen Mr. Jacob Ajodhiapersad Siwpersad en mijn broer wijlen Widjai Samuel Siwpersad.
 
 
                                                                                                                                                                                     
*De profen is de stamouder, de stichter van een bere (familieverband), meestal is dat degene die naar de koloniën werd getransporteerd om daar als slaaf geëxploiteerd te worden. De profen is dus meestal diegene die als eerste aankwam. Naar onze mening dienen dit soort begrippen gedoceerd te worden op bijvoorbeeld de middelbare scholen. Bron:Winti, een Afro Amerikaanse godsdienst in Suriname door Dr. C. Wooding.